Na een week bijna helemaal niets doen en alle indrukken verwerken, begint het weer te kriebelen om verder te gaan. Via Bali vliegen wij vanuit Lombok naar Darwin. De vlucht van Bali naar Lombok duurt maar 3 uur, maar gaat toch midden in de nacht met als resultante dat wij gebroken aankomen op het vliegveld van Darwin. Hoe fijn is het dan dat je daar super vriendelijk wordt onthaald. In verband met onze hikes in Tibet, moesten onze schoenen en wandelstokken aan een vlugge inspectie worden onderworpen, maar zelfs dat ging op een efficiënte en vriendelijke wijze. Als wij dan ook nog eens door de dame van onze AirBnB worden onthaald bij hun woning in Fannie Bay om half 6 in de ochtend met de boodschap dat een schoon en opgemaakt bedje voor ons klaarstaat is het zogenaamde warme bad helemaal compleet. We duiken direct onder de wol met alle jungle geluiden op de achtergrond. Om 11.00 uur is het dan toch wel tijd om op te staan, we willen tenslotte geen jetlag in de hand werken door een gat in de dag te slapen. We lopen naar het lokale winkelcentrum voor een eerste boodschap en een heerlijke lunch (vers brood, dat hebben we zo ontzettend gemist de afgelopen 3 maanden!). De rest van de middag relaxen we in het mega zwembad van onze AirBnB. ’s Avonds dineren we lekker lokaal bij de lokale Yacht club: fish ’n chips van vers gevangen Barramundi.
Let’s hit the road
Na een goede nacht slaap kan de ‘road trip’ door de outback van Australië beginnen. We worden in de ochtend door Jane (eigenaresse van de AirBnB) bij Britz afgezet. Na de nodige formaliteiten en checks springen we in ons huis voor de komende 6 weken: een (bijna nieuwe – slechts 18k op de teller) Toyota Hiace campervan. De eerste stop is de supermarkt, formaat Franse hypermarché. Uiteraard wijkt de indeling op alle vlakken af van wat wij gewend zijn, dus eer we klaar zijn, zijn we anderhalf uur verder. Dan maar even een snelle boterham op de parkeerplaats voordat we doorrijden naar onze eerste stop: Katherine. Onderweg maken we direct kennis met een aantal outback fenomenen: termietenheuvels met truien en t-shirts aan (echt), heel veel dode kangoeroes langs de weg en natuurlijk de ‘road trains’. Deze enorme vrachtwagens bestaan uit twee tot vier delen. Inhalen is de eerste (oké eerlijk gezegd ook de tweede tot en met de vijfde) keer best spannend, aangezien wij met onze campervan niet harder mogen dan 110 kilometer per uur en de ‘road trains’ flink lang zijn.

Met onze Britz campervan krijgen we 10 procent korting bij alle Big4 Holiday Parks. Daar maken we de eerste nacht dankbaar gebruik van en hebben geluk dat de receptie nog net geopend is als wij om 17.00 uur de parkeerplaats oprijden. Het kamperen is de eerste dag nog wat onwennig. Zo moeten we wennen aan het (dagelijks) opbouwen (en dus ook weer afbouwen) van het bed, het koken in ons microkeukentje en het inruimen van onze bagage in de campervan. Dat gaat de komende dagen vast goed komen. De ene na de andere paradijsvogel loopt langs en wij kunnen een glimlach niet onderdrukken. Wat is dit leuk! Wij vallen heerlijk in slaap met wederom alle natuurgeluiden op de achtergrond.
Katherine Gorge
In het kader van ‘we moeten onze draai nog een beetje vinden’ zijn we pas om 10.30 klaar om richting Katherine Gorge te gaan. Dit betekent dat we op het heetst van de dag deze onbeschutte wandeling gaan doen. Ach, we zijn wel wat gewend sinds China, waar het niet alleen heet was, maar ook heel vochtig was. Hier is de lucht tenminste droog. Aan de hand van de wandelkaarten bij het bezoekerscentrum stippelen we een leuke route uit van 13 kilometer naar en over de kloofrand, met een afdaling naar de rivier. Het is maar goed dat er veel waterpunten zijn waar we onze drinkflessen kunnen bijvullen, want het is erg heet deze dag. Het grootste deel van het pad is goed begaanbaar, maar een deel is erg steil en rotsachtig. Het is niet voor niets voor een deel een ‘categorie 4’ (uit 5) wandeling. Helaas kunnen wij tussentijds niet afkoelen in de rivier in verband met een hoog risico op ‘crocs’ oftewel krokodillen. Na 4 uur wandelen en klauteren genieten we bij het bezoekerscentrum van een welverdiend ijsje en gaan met gierende banden terug naar de camping voor een verfrissende duik in het zwembad.
Een indruk van de wandeling over de Katherine Gorge:

Na twee nachten Katherine gaat de reis verder richting Tennant Creek. We stoppen onderweg bij de Mataranka Thermal Pools. Deze natuurlijke warmwaterbaden liggen verscholen in een bos met bomen vól met vleermuizen. Voor iedereen die wel eens in een vleermuizengrot is geweest: zo rook het in dat bos dus ook. De baden kunnen erg druk zijn hebben wij gehoord, maar los van een groepje “Grey Nomads” (oftewel rondtoerende bejaarden) zijn wij de enige die even komen plonsen.

Daly Waters Pub
Een voordeel van het reizen met een campervan is dat je altijd je kledingkast bij je hebt. Wij heisen ons dus snel in een droge outfit en rijden door naar onze lunchstop: de beroemde Daly Waters Pub. Met een kleurrijke aankleding (vooral achtergelaten spullen door reizigers) en het predikaat: oudste pub in de Northern Territories stoppen bijna alle outback toeristen hier voor een lunch, diner of overnachting. Wij gaan voor de lunch optie en eten beiden een heerlijke Barraburger, oftewel een broodje gebakken Barramundi met frietjes. Daar redden we het wel op totdat we bij de camping in Tennant Creek aankomen. De ‘road trip’ gaat de volgende dag vroeg verder, met zo’n 650 kilometer voor de boeg. Dat mag onder deze omstandigheden heus ‘kilometer vreten’ heten. De wegen zijn vooral recht, met rood zand naast de weg en velden met wat lichte bebossing. En dat honderden kilometers achter elkaar. Het is dat de snelwegen hier allemaal zijn geasfalteerd, anders zouden wij onszelf bijna ontdekkingsreizigers wanen. Toch is het een bijzondere rit die niet door enorm veel mensen wordt afgelegd. Het is dan ook gebruikelijk om onderweg het tegenliggende verkeer te groeten. Een aardig gevoel van saamhorigheid in dit desolate gebied.

Devil’s Marbles
Onderweg rijden we langs de Devil’s Marbles, oftewel Karlu Karlu voor de lokale Warumungu bevolking. Deze wonderlijke, grote stenen liggen bijna aan de snelweg en zijn daarmee niet te missen. Sommige stenen zijn door midden gebroken en anderen weer op elkaar gestapeld. Een ronde rond deze stenen is in ieder geval de moeite waard.
Het bijzondere gesteente van de Devil’s Marbles:
Ormiston Gorge
Wij besluiten om niet in Alice Springs te overnachten, maar iets verder door te rijden naar de MacDonnell Ranges voor een overnachting in het National Park. We rijden door tot een bijzonder mooie plek: Ormiston Gorge. Hier zijn we nog net op tijd voor een kampeerplek. Er is hier weliswaar geen stroom beschikbaar voor de campervan, maar we slapen zo wel op een waanzinnige locatie. We wandelen eerst naar de “Ghost Gum Lookout”, vernoemd naar de eenzame Ghost Gum boom die hier staat (Gum bomen zijn bij ons beter bekend als eucalyptusbomen). Dit moet toch wel een van de wandelingen met de beste inspanning/beloning ratio zijn, want wat een mooi uitzicht voor een inspanning van slechts 10 minuten! We staan dus na een half uur weer bij de campervan. De wandeling was weliswaar weinig inspannend, de luchttemperatuur is nog steeds hoog. Wij wagen ons dus aan een ‘sprong’ (eerder millimeter voor millimeter schuifelend) in de (ijskoude) waterhole. Wat een mooie omgeving is dit en een geweldige plek om te kamperen.


MacDonnell Ranges & Finch rivier
We worden fris en fruitig wakker aan de voet van de rode kliffen. Vandaag gaat de route, met een kleine ‘detour’ door het National park, door naar Kings Canyon. We nemen de lange route richting Alice Springs via het eveneens mooie Glen Helen voor een korte wandeling langs de Finch rivier (naar verluidt de oudste rivier ter wereld).

Daarna stoppen we nog een aantal keer langs de route voor een uitzichtpunt. We zijn blij dat we voor deze ronde hebben gekozen (weliswaar zo’n 300 kilometer omrijden) in plaats van enkel overnachten in Alice Springs, want dit deel van de outback is echt de moeite waard. Na de nodige boodschappen en het volgooien van de tank in Alice Springs kunnen we verder richting Kings Canyon.
Wat ons naast de eerder genoemde dingen van rijden door de outback opvalt is hoe hard het er waait. Het is echt af en toe flink knijpen in het stuur om op de weg te blijven.
King’s Canyon
Vlak voor de zonsondergang ontdekken we bij de camping nabij King’s Canyon dat in Australië de voorjaarsvakantie is begonnen, oftewel: ze zitten vol. Dat is zuur, want er zijn geen alternatieven in de nabije omgeving. Gelukkig hebben ze nog wel een ‘ensuite’ campingplek (dus met eigen toilet en douche) met top uitzicht op King’s Canyon. Weliswaar voor dubbel de prijs van een normale staplek, maar we kunnen in ieder geval hier blijven. We parkeren snel de auto op onze plek en begeven ons richting het “sunset viewing platform”, waar we ons vergapen aan de rode zon (zo rood hebben wij de zon nog nooit gezien) tijdens de zonsondergang. Daarna besluiten we onze volgende beoogde accomodatie nabij Uluru maar vast te bellen (komt zo’n ouderwetse telefooncel toch nog van pas) nadat we eerder al via de mail hebben begrepen dat ze geen plekken meer hebben mét stroom. Misschien dan wel een zonder? We hebben geluk: er is nog net een plekje over zonder stroom. In ieder geval een zorg minder en goed voor de nachtrust. Als we ’s avonds bij de campervan zitten loopt er nog een roedel dingo’s voorbij.
Dit was weliswaar onze duurste kampeerplek tot dusverre, maar het was ook zeker een van de meest comfortabele.
Kings Canyon Rim Walk
Voor de 6 kilometer lange wandeling op de rand van Kings Canyon moeten we vroeg uit de veren, want het wordt een hele warme dag (37 graden is de voorspelling). Op warme dagen mag je na 9.00 uur niet meer beginnen met de wandeling, omdat het dan te heet is als je over de kloofrand loopt. Dat belooft wat voor vandaag. Na een mooie zonsopkomst bij de campervan (we betalen dan wel twee keer zo veel, maar we zitten wel ‘front row’ voor een uitzicht op Kings Canyon) rijden we naar de start van de hike. Het is duidelijk schoolvakantie, want we zien ontzettend veel kinderen onderweg, maar echt druk zouden we het zeker niet willen noemen.

De wandeling begint met een klimmetje via een semi-natuurlijk trappenstelsel naar de rand van de kloof. Dit is het enige echt inspannende deel van de wandeling. Wat een uitzicht! We zijn het er over eens dat dit een van de mooiste wandelingen is die wij hebben gedaan (zeker voor de beperkte inspanning die we er voor moeten leveren).
Een indruk van de wandeling over de Kings Canyon:
Kamperen nabij Uluru
Na 2,5 uur staan we weer op de parkeerplaats, klaar om richting Uluru (voorheen bekend als Ayers Rock) te rijden. Wij zijn rond 15.00 uur bij het Ayers Rock Resort, de enige camping enigszins in de buurt van Uluru. We hebben al een plek zonder stroom gereserveerd (bij gebrek aan een met stroom), maar proberen toch of er niet een plek met stroom is vrijgekomen. En wat blijkt: er heeft iemand vanmorgen geannuleerd dus we hebben toch nog stroom. Dat we helemaal aan de rand van het kampeerterrein staan is gezien de omstandigheden minder ideaal. Het waait in de outback namelijk keihard en de wind (of zandstorm) staat precies in de richting van onze campervan. Het duurt niet lang of het rode zand zit overal. Volop in de zandstorm, de felle zon en een temperatuur van 37 graden vraagt om een frisse duik in het zwembad. We zouden er bijna voorbij lopen. Door de hoeveelheid mensen in het badje is er bijna geen zwembad meer te zien. Het deert ons niet en wij stappen er gezellig naast. Wat een fijne afkoeling in deze kurkdroge, hete woestijn! Dat er aan alle kanten bommetje in het water worden gemaakt (tja, weer die schoolvakantie) nemen we dan maar voor lief.

Zonsondergang bij Uluru
Afgekoeld en wel frissen we ons op en maken snel wat te eten (met de agressieve vliegen een flinke uitdaging, gelukkig is de wind gaan liggen) voor we ons begeven naar de “sunset viewing area” voor een toeristische, maar niet te missen zonsondergang bij Uluru. Toeristisch en druk? Absoluut. Maar het is wel ontzettend mooi om de rots te zien veranderen van licht- naar donkerrood. In collone rijden we terug naar het vakantiedorp (naast de camping zijn er ook hotels en hostels in de buurt, allemaal van dezelfde eigenaar).
De veranderende kleur (weliswaar vanuit iets afwijkende perspectieven) van Uluru tijdens zonsondergang:
Naast Uluru is er een minstens net zo indrukwekkend fenomeen in het National Park genaamd Kata Tjuta, ook bekend als de Olga’s. Deze 36 rotsformaties, waarvan de hoogste 546 meter boven de grond en 1.066 meter boven zeeniveau is, zijn net als ‘buur’ Uluru roodgekleurd. Na een zonsopkomst op Kata Tjuta vanaf een “sunrise viewing platform” (waar we eigenlijk net iets na zonsopkomst aankomen, maar het is evengoed mooi) rijden we door naar de voet van de formatie voor de “Valley of the Winds” wandeling.


Deze wandeling van 8 kilometer wordt – net als de Kings Canyon Rim Walk de voorgaande dag – gesloten na 9.00 bij voorspelde temperaturen boven de 36 graden. Met een voorspelde temperatuur van 37 graden is het goed dat we vroeg op pad zijn. Rotsige paadjes leiden ons door de vallei terwijl de vogels fluiten en de wind door de bomen suist (vandaar de naam). We komen een handvol wandelaars in onze richting tegen en een groep tegenliggers die met een gids mee is. Deze wandeling is absoluut de moeite waard en we zijn blij dat we hier zo vroeg voor zijn opgestaan.
Een indruk van de Valley of the Winds wandeling:
Na 2 uur doorlopen staan we weer bij de auto en rijden door naar het Visitor Center voor wat aanvullende informatie en een kopje koffie. Dat er ook met de Aussies een taalbarrière (of uitspraakbarrière) kan zijn bleek daar maar weer. Het duurde even voor we uit de vraag: “what sauce?” (hoezo saus, ik wil geen saus bij m’n cappuccino) konden halen dat de jongen vroeg: “what size?”. Soepel.
Uluru base walk
Voor sommige mensen is het beklimmen van Uluru de reden om het National Park te bezoeken. Voor de lokale Aboriginal bevolking de Anangu is dit echter in strijd met hun wetten en culturele historie. Uluru is voor hun een zeer spirituele plek en zij verzoeken iedereen dus om de rots vooral niet te beklimmen. Er gaan geluiden op om de klim voorgoed te sluiten, maar de toeristische sector is bang dat het toerisme hieronder zal lijden. Wij respecteren de wens van de Anangu en vinden een ronde om Uluru heen al indrukwekkend genoeg. Deze ruim 10 kilometer lange ronde geeft een mooi beeld van de enorme omvang van de 3,6 kilometer lange rots. We vangen de wandeling om 11.30 uur aan dus tegen de tijd dat we terug zijn, zijn we zowel hongerig als enigszins oververhit.
We kennen allemaal de plaatjes van Uluru vanaf enige afstand, hierbij deze indrukwekkende reus van dichtbij:
Na een lunch aan de voet van Uluru rijden we terug naar de camping waar we al gauw ontdekken dat het zwembad stuk is. Iedereen mag gebruik maken van het zwembad van het hostel. Dat belooft een drukke namiddag te worden, maar verfrissend was het in ieder geval wel.
Coober Pedy
Zoals al eerder beschreven is een rit door de outback vooral veel kilometers maken. Vanaf Uluru willen wij in twee dagen naar Adelaide rijden, zo’n 1.800 kilometer zuid-oostwaarts. Kortom, we moeten vroeg opstaan, want het laatste wat je wilt is in het donker door de outback rijden (wij hebben nog steeds slechts 2 levende kangoeroes gezien en tientallen dode langs de weg). Onze tussenstop op deze lange route is Coober Pedy, een bijzonder verschijnsel in de verder redelijk eentonige outback. Zodra we in de loop van middag in de buurt van Coober Pedy zijn verandert het landschap: er zijn nu overal witte gruis/zand heuvels te zien. Dit zijn de opaalmijnen waar het stadje befaamd en begeerd om is geworden. Vele gelukszoekers hebben getracht hier een fortuin te vinden door naar opaal te zoeken.

Opaalmijntour
Wij verblijven op een kleinschalige camping (Riba’s) bij een voormalige opaalmijn. Het leuke van deze locatie is dat we ’s avonds een rondleiding krijgen door de opaalmijn. Deze tour stijgt ver boven onze verwachting uit. We horen en zien van alles over de geschiedenis en het opaalmijnen in de praktijk en leren hoe we een locatie kunnen identificeren waar heel misschien opaal in de grond zit door middel van koperdraad (het is verder vooral een kwestie van geluk hebben). We mogen deze truc ook nog even uitproberen.



Na een goede nachtrust is het tijd voor de laatste etappe naar het zuiden van Australië: de ruim 900 kilometer lange rit naar Adelaide. Het is fijn om de agressieve vliegen (ze gaan zelfs op je oogbal zitten en laten zich nauwelijks wegjagen) achter ons te laten en het rode zand van ons af te kunnen spoelen. Hoe verder we richting Adelaide komen, hoe groener het landschap wordt. We maken in Adelaide eerst nog even een pitstop bij een Hollands winkeltje, uiteraard voor een potje Calvé pindakaas. Hier hebben wij (ondanks dat we graag exotisch eten) toch na ruim 3 maanden wel heel veel zin in. In de namiddag komen we aan in Brighton (een ‘suburb’ van Adelaide) waar we lekker aan zee kunnen kamperen. Het is er alleen 20 graden kouder dan in de outback, brrrr dat is even wennen. Het is te laat om Adelaide nog in te gaan dus we blijven lekker op de camping om plannen te maken voor het vervolg van onze tocht richting Melbourne en Sydney.
We hebben genoten van ons 10-daagse avontuur door de outback, maar het is ook wel weer lekker om de extreme droogte en hitte achter ons te laten.
B&E
Wat een leuk verhaal, goed geschreven en met prachtige foto’s! Ik heb het gevoel dat ik meereis! M@rtine
LikeGeliked door 1 persoon
Leuk om te horen Martine!
LikeLike
Jongens wat mooi weer allemaal.
LikeGeliked door 1 persoon
Ik lees dit verhaal nu voor de tweede keer en het was ook dankzij de prachtige foto’s weer genieten! Wat een prachtig gebied is dit! Heerlijk om te kunnen meegenieten!
LikeLike