Vanuit Beijing rijden we per trein richting Datong voor het vervolg van onze reis door China. We reizen een week verder door Centraal China voordat we afreizen naar het zuid westen. Onze trein is echt een boemeltreintje: hij doet 7 uur over 340 kilometer.
We zijn gedurende de hele rit omringd door kinderen, waarbij specifiek een meisje het heeft gepresteerd om de hele 7 uur durende rit naar ons te staren, eerst van een afstandje, maar later direct naast ons en ze durft zelfs Barry’s knie aan te raken (ohhh).

We komen laat in de avond aan, gelukkig is ons hotel (Green Island Youth Hostel Railway Station) om de hoek van het treinstation. We hebben een volle dag voor de hoogtepunten van (de omgeving van) Datong dus we rollen meteen ons bed in.
Hangende klooster
Ons hotel biedt de optie om tegen een zeer redelijk bedrag de hele dag heen een weer te worden gechauffeurd tussen de belangrijkste ‘sights’ in de omgeving van Datong. De eerste stop is het Hangende Klooster. Dit bijzondere klooster is halverwege een rotswand, tegen de rots aan gebouwd. Wat ons opvalt (en ook op de andere plekken die wij vandaag bezoeken nog zal opvallen) is hoe relatief rustig het hier is. Datong en omgeving zijn nog bespaard gebleven van het Chinese massatoerisme en dat komt de bijzondere sfeer op deze plekken zeker ten goede. We hebben geluk dat het klooster weer open is (het kan tijdelijk worden gesloten in geval van schade door vallende rotsen) en schuifelen over de smalle gangetjes boven de enorm steile afgrond.



Oudste houten pagode ter wereld
We stappen weer de taxi in op weg naar de grootste klassieke Pagode die enkel van hout (dus zonder spijkers & schroeven) is gebouwd en nu nog steeds staat in China. Dit is een ijzersterk staaltje oud-Chinese architectuur uit het jaar 1056. Binnenin staat een enorme 11 meter hoge Boeda.

‘Sightseeing’ maakt hongerig en op aanraden van een Chinese mede-toerist met wie wij de taxi delen vandaag eten we de lokale specialiteiten, waaronder “Bean jelly” en “sliced noodles”. Uiteraard geserveerd met Shanxi “lao chencu”, oftewel Shanxi azijn ‘on the side’.

Yungang grotten
‘Last but not least’ bezoeken we de Yungang grotten. Dit prachtig opgezette complex, met mooi museum over de lokale historie, bevat een enorm grottencomplex daterend uit de vijfde eeuw. Het volledige complex bestond uit 252 grotten, waarvan er tegenwoordig nog zo’n 40 te bezoeken zijn. Enkele grotten zijn nagenoeg geheel intact en van een aantal is de voorzijde ingestort waardoor de Boedda’s aan de buitenkant zichtbaar zijn geworden. We vergapen ons aan het beeldhouwwerk in de grotten (helaas mag in de meeste niet worden gefotografeerd, maar begrijpelijk aangezien deze grotten nog originele kleuren bevatten) en slenteren door het wederom mooi aangelegde park en bijbehorende museum. We genieten van de rust, die in de rest van het China wat wij hebben gezien zo ver te zoeken is.



Van de stad Datong zelf hebben wij weinig gezien, maar het is dan ook vooral een moderne stad, bekend om de mijnbouw. De omgeving is in ieder geval ontzettend de moeite waard (maar zeg dat niet te hard tegen de Chinezen, voordat ook hier hysterische taferelen ontstaan).
“Raise the red lantern” in Pingyao
Na twee nachten Datong reizen wij wederom per (boemel)trein, ditmaal richting het klassiek Chinese stadje Pingyao. Deze oude stad is binnen de oude stadsmuren nog nagenoeg in tact gebleven.
In de omgeving van Pingyao is ook voldoende te zien, maar wij besluiten ons op het stadje zelf te richten. Wanneer je eenmalig een kaartje koopt kun je drie dagen lang alle historische gebouwen (in een soort museumvorm) bezoeken en de stadsmuren op. Pingyao was ten tijde van de Qing dynastie het financiële centrum van China, met de eerste banken van het land. De film “Raise the red lantern” is hier opgenomen, een toepasselijke titel als je het ons vraagt. In tegenstelling tot Datong is Pingyao wel erg toeristisch, maar desondanks is de sfeer binnen de oude stadsmuren goed. Ook ons hotelletje is prachtig, een oude binnenplaats omgebouwd tot hotel, net binnen de oude stadsmuren (Cheng Jia Hotel). Het bruist in de straatjes van het oude Pingyao en er is meer dan genoeg gelegenheid om van de lokale heerlijkheden te proeven. Wij vermaken ons met gemak 1,5 dag met struinen, vergapen aan prachtige klassieke gebouwen en heerlijk eten. Wie een beetje door de hordes Chinese toeristen heen kan kijken zal zich hier zeker kunnen vermaken.








Fietsen op de stadsmuren van Xi’an
Het is eindelijk tijd voor een beetje snelheid! Met de ‘bullettrain’ reizen wij in ‘no time’ van Pingyao naar Xi’an. Het zijn prachtige stille treinen die op veel stukken ruim 250 kilometer per uur rijden. Net als in Beijing is het metronetwerk van Xi’an prima opgezet en binnen een half uurtje hebben wij ons hotel (See Tang Hostel) bereikt. We beginnen met een drankje op het heerlijke dakterras voordat we richting de stadspoort lopen (toevallig ook om de hoek).

In het straatje van ons hotel (Shuyuanmen Street) bevinden zich allemaal in calligrafie gespecialiseerde boetiekjes, leuk om te zien en een verademing na de ‘tourist street shops’ van Pingyao. We kopen een kaartje voor de stadsmuur en huren een paar stevige mountainbikes voor twee uur bovenop de stadsmuur en we zijn klaar voor ons rondje fietsen! De veertien kilometer lange stadsmuur van Xi’an (nog stammend uit de tijd van de Ming dynastie, gebouwd in 1370) is een van de meest opvallende elementen aan Xi’an die herinnert aan de tijden waarin Xi’an (toen nog Chang’an geheten) floreerde als eindpunt van de Zijderoute. Gelukkig zijn we net op tijd terug bij de stadspoort voordat een kort, maar hevig buitje losbarst.



Terracottaleger
De primaire reden van de meeste mensen om naar Xi’an af te reizen is het bezichtigen van het Terracottaleger, iets buiten de stad gelegen. De circa 8.000 terracotta figuren werden in 220 voor Christus meegegeven als ‘bewakers’ van het graf van keizer Qin Shi Huangdi, hij wordt ook wel gezien als de eerste keizer van China. Vanaf het treinstation van Xi’an rijden er non-stop bussen naar het Terracottaleger. Op de zijkant van de bussen staat duidelijk aangegeven waar deze naar toe gaan, dus je kunt eigenlijk niet verkeerd gaan. Op aanraden van velen bewaren we hal 1 voor het laatst, want dit is de meest indrukwekkende. Onvoorstelbaar dat dit in 1974 per toeval is ontdekt door het graven van een waterput. De omvang is gigantisch. Alle soldaten verschillen van elkaar, iets wat het geheel nog net iets specialer maakt. Een deel van het Terracottaleger is bewust nog niet opgegraven. Men wacht voor een deel nog op nieuwe technieken waardoor de originele verf niet direct verdwijnt (door oxidatie) na blootstelling aan de buitenlucht.





Rond 16.00 uur zijn we terug in Xi’an en lopen vanaf het treinstation via het commerciële centrum (ook hier zijn weer alle grote merken vertegenwoordigd) naar een ander hoogtepunt van Xi’an: de straatjes van de Moslimwijk. De smalle straatjes van deze wijk staan vol met kraampjes die de lekkerste dingen verkopen. Ondanks de soms aparte smaak van de Chinezen besluiten we toch de dingen te proberen waarvoor de mensen in de rij staan. En eerlijk is eerlijk, we worden niet teleurgesteld!




Na het struinen, het eten en een frisse douche pakken we de metro richting de Big Goose Pagoda (waarbij de gans in de naam niets te maken heeft met de vorm van de pagode) voor de dagelijkse (gratis) fonteinenshow op het plein voor de pagode. Wij waren duidelijk niet de enige met dit plan, want het is driekwartier van tevoren (de dame bij de receptie had ons een tijd doorgegeven die een half uur te vroeg was) al behoorlijk druk, lees: het staat om de hele fontein al drie koppen breed aan publiek. Maar het wachten, selfiesticks ontwijken en voordringers tegenhouden worden beloond: de show is absoluut de moeite waard!

Na een week klassieke hoogtepunten is het weer tijd voor een beetje natuur. Op naar Jiuzhaigou.
B&E
Wauw
LikeLike
Prachtig verhaal! Mooie foto’s ook. Zijn er ook recepten van dit heerlijke eten?
LikeLike
Wat n mooi verslag weer en die foto,s prachtig.
LikeLike